5 minuten leestijd
Plotseling was daar landschapspijn. Een ‘vlijmende pijn die door je borst snijdt’ aldus journalist Jantien de Boer. De term schoot bij veel mensen in het verkeerde keelgat. Boeren voelden zich in het beklaagdenbankje gedrukt. Alsof de boeren persoonlijk verantwoordelijk waren voor het verdwijnen van bloemen, insecten en weidevogels.
De discussie die zich ontspon tussen boeren, burgers en buitenlui intrigeerde mij en vormde de start voor mijn masterscriptie Landschapsgeschiedenis. Ik vermoedde dat de oorzaken van landschapspijn breder moesten zijn en de wortels dieper in het verleden moesten liggen. Ik ging onderzoeken wat voor ontwikkelingen het boerenlandschap de afgelopen eeuw gevormd heeft waardoor sommige mensen nu landschapspijn ervaren.

Grutto symbool voor achteruitgang van boerenland
Als het landschap zoals we dat kennen bijna verdwenen is, dan wordt landschapspijn ervaren. Voor iedereen is dat moment van verlies anders en niet iedereen ervaart dit als ‘pijn’. Landschapspijn kan alleen ervaren worden als er binding is met het landschap. Het moment waarop weidevogels verdwenen zijn is het moment waarop we ons bewust worden dat het landschap dat we kenden voorgoed verloren is. Zo kan het dat een doodnormale vogel zoals de grutto opeens gepromoveerd wordt tot ‘kening fan’e greide’. De grutto is daarmee het symbool geworden voor de achteruitgang van het boerenland. De grutto is de kanarie in de kolenmijn: gaat het goed met de grutto dan gaat het goed met het boerenlandschap. In dit onderzoek fungeert de grutto als graadmeter en wordt het landschap vanuit de behoeften van deze vogel geanalyseerd.

De oorzaken van landschapspijn
De oorzaken van landschapspijn liggen veel dieper in het verleden. Het onderzoek richt zich op de ontwikkelingen die het huidige boerenlandschap hebben gevormd. De Ruterpolder in IJlst is het onderzoeksgebied van dit onderzoek, maar de uitkomsten zijn ook van toepassing op andere delen in Nederland. Het huidige boerenlandschap is de uitkomst van vier ontwikkelingen die elkaar versterken.
De belangrijkste ontwikkeling ligt ver in het verleden: veenontginning. In de middeleeuwen begonnen boeren met het ontwateren van het veen. Het land was hierdoor voor een tijd geschikt voor akkerbouw, maar al snel kwam het water terug. Akkerbouw was niet mogelijk meer, de boeren werden gedwongen om zich te richten op koeien en hooiwinning. Het landschap vormde de boeren en de boeren vormden het landschap. Boter, kaas en melk bracht de boeren welvaart. Het boerenland bleek uitermate geschikt voor weidevogels zoals de grutto. In de eeuwen die volgden ruilden weidevogels hun natuurlijke leefomgeving in voor het boerenland. De vogels werden onderdeel van het boerenlandschap en werden daarmee op dat moment pas weidevogels.
De mechanisatie komt op stoom
De industriële revolutie was het begin van drie ontwikkelingen in de twintigste eeuw die het boerenlandschap voorgoed veranderden. De mechanisering en modernisering van de landbouw, onze opvattingen over natuur en de groeiende invloed van de overheid. Deze ontwikkelingen zorgden voor een transformatie van het boerenlandschap.
In de basis was het boerenbestaan vanaf de middeleeuwen tot aan de twintigste eeuw niet drastisch veranderd. Er waren enkele technologische verbeteringen. De eerste mechanisatiegolf bracht hier vanaf 1880 verandering in. De zuivelbereiding werd gemechaniseerd. Overal schoten zuivelfabrieken als paddenstoelen uit de grond. De zuivelfabrieken werden in het landschap ingepast, zonder grote gevolgen voor de grutto.
Na de Tweede Wereldoorlog zette de mechanisatiegolf pas echt goed door. In twintig jaar tijd verscheen op bijna elke boerderij een trekker, melkmachine, melktank en ligboxenstal. Voor boeren die bleven bij het oude was geen plaats en zij verdwenen geruisloos. Het boerenlandschap was daar niet op berekend en moest op de schop. De grutto voelde zich steeds minder thuis in dit ‘nieuwe’ landschap.
Van delicatesse tot ‘kening fan’e greide’
In vijftig jaar tijd veranderde de overheid van een nachtwakerstaat in een verzorgingsstaat. Onder het motto ‘nooit meer honger’ stimuleerde de overheid na de Tweede Wereldoorlog actief schaalvergroting en mechanisering. De landbouw moest zoveel mogelijk produceren voor een zo laag mogelijke prijs. Daarnaast moesten boeren een goed inkomen krijgen. Het beleid was zeer succesvol. Al snel was de honger in Nederland gestild. De Europese markt bleek uitkomst te bieden voor Nederlandse agrarische producten. Toen ook die markt verzadigd raakte was de rest van de wereld aan de beurt. De samenleving was echter veranderd sinds de jaren vijftig.
Aan het begin van de twintigste eeuw werden vogels soms nog gezien als delicatesse, halverwege dezelfde eeuw was het denken over natuur, landbouw en landschap radicaal veranderd. Burgers verenigden zich in natuurbeschermings-, milieu-, en vogelbeschermingsorganisaties. Zij eisten dat de overheid zich ook om deze belangen bekommerde. De overheid werd de belangenbehartiger van de landbouw én van de natuur. De landbouw moest het platteland gaan delen met natuur, recreatie en toerisme.

Grutto (nog) niet verdwenen
De grutto is niet verdwenen uit IJlst, nog niet. Zeer beknopt zijn dit de ontwikkelingen die het boerenlandschap in de afgelopen eeuw gevormd hebben. Geen korte termijn ontwikkelingen, maar ontwikkelingen die haar wortels in een ver verleden hebben. Het landschap is de uitkomst van maatschappelijke ontwikkelingen, waar wij als maatschappij als geheel verantwoordelijk voor zijn. We kunnen individuele boeren niet verwijten dat ze meegegaan zijn in de economische wedloop van de moderne landbouw. Als maatschappij kunnen wij de richting van het toekomstige boerenlandschap bepalen. Met of zonder de grutto, de keuze is aan ons.
De hele scriptie is te lezen op de site van het Kenniscentrum Landschap.
[Dit artikel verscheen eerder in Vanellus het bondsblad van de Bond Friese Vogelwachten (BFVW)]